HTML | beschrijving element | APPLET | |
|
Handleiding HTML Legenda | HTML-elementen | Inhoud HTML | Inhoud CSS | Begin
De beschrijving van de attributen CLASS, ID, STYLE en TITLE is opgenomen in het onderdeel Algemene attributen. Het gebruik van het APPLET element wordt toegelicht in het onderdeel Objecten in de Handleiding HTML. |
APPLET
|
Het APPLET element wordt gebruikt om Java applets in te sluiten in een HTML-document. De opbouw is: <APPLET ..> </APPLET> Aan het APPLET element moeten minimaal de attributen CODE (of OBJECT), WIDTH en HEIGHT toegevoegd worden. Als voor het applet één of meer parameters opgegeven moeten worden, dan moet voor elke parameter binnen het APPLET element een PARAM element opgenomen worden. Overige inhoud welke geplaatst wordt binnen het APPLET element, wordt alleen weergegeven door browsers die het APPLET element niet ondersteunen of waarin de uitvoering van Java niet is toegestaan. In HTML 4.0 heeft het APPLET element het label afgekeurd gekregen en wordt aanbevolen in plaats ervan het OBJECT element te gebruiken. Het gebruik van afgekeurde elementen blijft voorlopig evenwel toegestaan. Aangezien niet alle browsers het OBJECT element of alle attributen ervan ondersteunen, kun je er daarom voor kiezen het APPLET element toch te blijven gebruiken (zie de toelichting in het onderdeel Objecten. Mozilla, Netscape vanaf 7.0 en Opera vanaf 7.0 geven geen alternatieve inhoud weer als de uitvoering van Java niet is toegestaan.
|
||||||||||||||||||||||
ALIGN
|
Met het ALIGN attribuut wordt bepaald hoe de omringende inhoud van het document uitgelijnd wordt ten opzichte van het applet. De opbouw is: <APPLET ALIGN="waarde" ..> </APPLET> De waarde kan betrekking hebben op de verticale uitlijning, of op de horizontale uitlijning. Mogelijke waarden voor de verticale uitlijning zijn:
Als bij gebruik van één van de mogelijkheden voor de verticale uitlijning de na het applet volgende inline inhoud langer is dan naast het object op één regel past, dan wordt de resterende inhoud op de volgende regel(s) onder het applet geplaatst. Mogelijke waarden voor de horizontale uitlijning zijn:
Door Opera 4.0 worden alleen de waarden voor de horizontale uitlijning ondersteund, door Opera 3.5/3.6 en 5.0 en hoger ook die voor de verticale uitlijning. |
||||||||||||||||||||||
ALT
|
Het ALT attribuut kan gebruikt worden om een alternatieve tekst weer te geven voor als de browser het element wel kent, maar het applet niet kan weergeven (bijvoorbeeld omdat de uitvoering van Java niet is toegestaan). De opbouw is: <APPLET ALT="alternatieve tekst" ..> </APPLET> In plaats van gebruik te maken van het ALT attribuut, kan de alternatieve tekst ook gewoon tussen de activering en beëindiging van het APPLET element geplaatst worden. Het voordeel daarvan is dat ook browsers die het APPLET element niet ondersteunen de alternatieve tekst weergegeven. Netscape Navigator 6 geeft de waarde van het ALT attribuut alleen weer als de ondersteuning van Java is uitgeschakeld en er geen alternatieve inhoud tussen de activering en beëindiging van het APPLET element is geplaatst. |
||||||||||||||||||||||
ARCHIVE
|
Met het ARCHIVE attribuut kan de naam van een archief-bestand (of een komma-gescheiden lijst van archief-bestanden) vastgelegd worden, waarin het bestand dat via het CODE attribuut gespecificeerd is en eventuele andere bestanden, welke deel uitmaken van het applet, zijn opgenomen. Het archief-bestand wordt gezocht aan de hand van de basis-URI, welke opgegeven is met het CODEBASE attribuut. Door het gebruik van het ARCHIVE attribuut kan de downloadtijd beperkt blijven, omdat alle benodigde bestanden in één keer aangevraagd worden. Bestanden, welke niet in het archief-bestand zijn opgenomen, worden op de gebruikelijke manier gezocht. De opbouw is: <APPLET ARCHIVE="bestandsnaam" ..> </APPLET> Het standaard archief-formaat voor Java bestanden is "jar" (Java ARchive), dat gebaseerd is op het zip-formaat. Daarnaast worden ook gewone zip-bestanden ondersteund, mits de erin opgenomen bestanden niet zijn gecomprimeerd. Netscape Navigator 3 ondersteunt alleen zip-bestanden. |
||||||||||||||||||||||
CODE
|
Het CODE attribuut specificeert de bestandsnaam van het applet dat ingesloten moet worden. Het bestand wordt gezocht aan de hand van de basis-URI, welke opgegeven is met het CODEBASE attribuut. De opbouw is: <APPLET CODE="bestandsnaam" ..> </APPLET> De bestandsnaam heeft als extensie "class". De extensie mag ook worden weggelaten. |
||||||||||||||||||||||
CODEBASE
|
Met het CODEBASE attribuut wordt, indien het Java applet zich niet in de huidige directory bevindt, een basis-URI voor het applet vastgelegd. Vaak zal dat een subdirectory zijn. De opbouw is: <APPLET CODEBASE="URI" ..> </APPLET> De URI (Uniform Resource Identifier) heeft de volgende opbouw: http://host/path Host specificeert het adres van de server, waarop zich het object bevindt. Het kan een IP-adres zijn, maar meestal is het de naam van de machine. Een machinenaam (ook wel domeinnaam) bestaat uit meerdere delen gescheiden door een punt, begint vaak met "www" en eindigt met een landcode (bijvoorbeeld "nl", "be", "uk") of de vooral in de Verenigde Staten gebruikte code voor de sector (bijvoorbeeld "com" voor commerciële instellingen en "org" voor non-profit organisaties). Path geeft aan hoe het applet op de server gevonden kan worden: in welke directory en onder welke bestandsnaam. Het is niet altijd nodig een complete URI op te nemen. Als het object zich op de lokale server bevindt, dan volstaat de volgende URI: path |
||||||||||||||||||||||
HEIGHT
|
Het HEIGHT attribuut bepaalt de hoogte van het applet. De opbouw is: <APPLET HEIGHT="waarde" ..> </APPLET> De waarde kan uitgedrukt worden in pixels, of als percentage van de beschikbare hoogte. |
||||||||||||||||||||||
HSPACE
|
Met het HSPACE attribuut wordt de ruimte bepaald, welke links en rechts van het applet wordt vrij gehouden. Door dit attribuut op te nemen, wordt voorkomen dat de overige inhoud van het document te dicht tegen het applet geplaatst wordt. De opbouw is: <APPLET HSPACE="waarde" ..> </APPLET> De waarde is een getal dat de vrije ruimte in pixels aangeeft. Netscape Navigator 2 en 3 ondersteunen het HSPACE attribuut niet correct. |
||||||||||||||||||||||
MAYSCRIPT
|
Het MAYSCRIPT attribuut kan worden gebruikt om aan te geven, dat het Java applet toegang mag hebben tot JavaScripts in het document. De opbouw is: <APPLET MAYSCRIPT ..> </APPLET> Het MAYSCRIPT attribuut maakt geen deel uit van HTML 4.0. Het lijkt niet meer ondersteund te worden door Netscape Navigator 6.0 en hoger. |
||||||||||||||||||||||
NAME
|
Het NAME attribuut kan gebruikt worden om een naam aan het applet te geven. Hierdoor kunnen andere applets in hetzelfde document het applet vinden en ermee communiceren. De opbouw is: <APPLET NAME="naam" ..> </APPLET> De naam is hoofdlettergevoelig. Dat wil zeggen dat het uitmaakt of de naam in hoofdletters of in kleine letters wordt geschreven. De attributen NAME en ID mogen alleen gelijktijdig voor hetzelfde APPLET element worden gebruikt, indien ze dezelfde waarde hebben. |
||||||||||||||||||||||
VSPACE
|
Met het VSPACE attribuut wordt de ruimte bepaald, welke boven en onder het applet wordt vrij gehouden. Door dit attribuut op te nemen, wordt voorkomen dat de overige inhoud van het document te dicht tegen het applet geplaatst wordt. De opbouw is: <APPLET VSPACE="waarde" ..> </APPLET> De waarde is een getal dat de vrije ruimte in pixels aangeeft. Netscape Navigator 2 en 3 ondersteunen het VSPACE attribuut niet correct. |
||||||||||||||||||||||
WIDTH
|
Het WIDTH attribuut bepaalt de breedte van het applet. De opbouw is: <APPLET WIDTH="waarde" ..> </APPLET> De waarde kan uitgedrukt worden in pixels, of als percentage van de beschikbare breedte. |
||||||||||||||||||||||
DATAFLD |
|
||||||||||||||||||||||
DATASRC |
|
||||||||||||||||||||||
OBJECT |
|
|
Legenda | HTML-elementen | Inhoud HTML | Inhoud CSS | Begin Handleiding HTML (https://www.handleidinghtml.nl/) |